Dioclesian, op muziek van Henry Purcell en tekst van John Fletcher and Philip Massinger, aangepast door Thomas Betterton, werd voor het eerst opgevoerd in 1690 in het theater in Dorset Garden, in die periode meestal aangeduid als The Queen's Theatre. Thomas Betterton, acteur en manager van de United Company was ook verantwoordelijk voor de enscenering, in samenwerking met de choreograaf Josias Priest.

De opera die wij tegenwoordig Dioclesian noemen, heette officieel The Prophetess, or: The History of Dioclesian en werd in de zeventiende eeuw The Prophetess genoemd.
Het werk was in die tijd zo populair, dat het steevast uit de kast werd gehaald om bezoekende hoogwaardigheids-bekleders, zoals de Russische tsaar, te amuseren. Zo populair ook, dat de opera gedurende de hele achttiende eeuw, ook wel met andere muziek, nog van tijd tot tijd in Londen was te zien (of althans de meest spectaculaire scenes daaruit). Die populariteit was vooral te danken aan de toneeleffecten en met name die van de masque aan het eind van de opera. Die werd soms ook als losse scène samen met heel ander werk, zoals een toneelstuk, op het programma gezet.

Dankzij anderhalve pagina aan regieaanwijzingen beschikken we over gedetailleerde informatie betreffende de enscenering van die masque, tot en met de kleuren.
Boven het toneel zien wij een “machine”, een term waarmee in het baroktheater meestal het voertuig werd aangeduid waarin goden en andere bovennatuurlijke figuren zich presenteerden. Zo'n voertuig kon een wagen zijn, maar ook bijvoorbeeld een wolk of een grote schelp. In dit geval bestond de machine uit vier paleisjes in de wolken.

Uit de regieaanwijzingen blijkt dat de zangers zich op het toneel bevinden en alle dansers, met uitzondering van de eerste twee, in de machine gaan. Vooraan de volwassenen, verder naar achteren de tieners en helemaal achteraan de kinderen. Kennelijk was het de bedoeling om op die manier het perspectivische effect nog te versterken.

Aan het begin van de masque verschijnt als eerste Cupido, die we in deze reconstructie van boven hebben laten neerdalen zoals dat past bij een figuur die - net als bijvoorbeeld Mercurius - traditioneel met vleugels wordt afgebeeld. Met steun van een onzichtbaar koor roept hij alle faunen, nimfen, najaden en de goden van bossen

en rivieren op om hier te verschijnen. De eersten die gevolg geven aan zijn oproep zijn een bos-god en een volgeling van Bacchus, die ons vertellen dat vandaag de overwinning van de god van de liefde wordt gevierd. Direct na hun duet volgt een changement: het toneel verandert en er verschijnen vier paleizen, in feite vier trapsgewijs geplaatste mini-toneeltjes met de paleizen van achtereenvolgens Flora, Pomona, Bacchus en de zon. Tegelijkertijd komt van onder het toneel een vergezicht op een paleis met een mooie tuin tevoorschijn 1 en ook nog sinaasappelboompjes in grote vazen. Die oranjeboompjes moeten de toeschouwer duidelijk maken dat deze masque niet alleen wordt opgevoerd om de gelukkige afloop van het verhaal te vieren, maar ook een eerbetoon is aan koning Willem III, die zelf ook oranjeboompjes gebruikte als symbool voor het huis van Oranje.
Twee jaar later in de finale van The Fairy Queen zou men ze terug zien en toen werd koningin Mary ook nadrukkelijk betrokken in het eerbetoon: de vazen waren toen van “Chinees porselein”, een duidelijke verwijzing naar de collectie van Mary. Naast hulde was er overigens ook kritiek op Willem III die op dat moment in Ierland vocht tegen de Jacobieten. Met name in de proloog, die door de dichter John Dryden was geschreven en die al na de eerste voorstelling werd verboden.2

Dat de oranjeboompjes geen deel uitmaken van het geschilderde decor, maar driedimensionaal zijn, wordt niet duidelijk uit de regieaanwijzingen voor Dioclesian, maar wel uit die voor The Fairy Queen die twee jaar later in premiere ging; bovendien komen we “zes oranjeboompjes in grote vazen” ook tegen in een theaterinventaris uit die tijd.3 De schildering van de tuin met het paleis is in onze reconstructie gebaseerd op een schilderij van Robert Robinson genaamd “de Hollandse tuin” met weliswaar zeer on-hollandse heuvels en pijnbomen, maar wel met een fontein en een groot landhuis dat met enige goede wil voor Hollands zou kunnen doorgaan. Robert Robinson was bovendien een schilder van wie we weten dat hij connecties met het theater had.

In het paleis van de zon bevindt zich een troon en uit de regieaanwijzingen wordt niet duidelijk of er iemand op die troon zit. Willem III werd, naar het voorbeeld van Lodewijk XIV, wel met de zon geassocieerd, maar we lezen in de regieaanwijzingen dat op dat bovenste toneeltje

twee kinderen een dans uitvoeren. Aangezien de masque eindigt met de woorden “Triumph, victorious Love” leek het meer gepast om één van de kinderen op die troon te zetten.

De animatie betreft alleen de eerste acht minuten van in totaal drie kwartier muziek: van de afdaling van Cupido, tot en met de entree van een “held” en een “heldin”.

Stage directions

Regieaanwijzingen in het libretto uit 1690

    Noten

1. Op een oprolbaar doek geschilderd, naar wij aannemen.

2. Engelands eerste Poet Laureate, Dichter des Vaderlands, een positie die hij onder de nieuwe monarchie was kwijtgeraakt.

3. The Tatler, nr. 42, 16 juli 1709. De inventaris van het theater in Drury Lane, na de gedwongen sluiting bij wijze van spot te koop aangeboden, maar met veel details die duidelijk aan de werkelijkheid waren ontleend.
(zie ook onze pagina Purcell, Händel en hun tijd, hoofdstuk The Silencing of Drury Lane).